638. VLAANDEREN, Graafschap, Gwijde van Dampierre (1280-1305), biljoen naamloze groot met de leeuw, 1299-1300 (?), Gent. Vz/ + MON GANDENSIS Klimmende leeuw n. l. in een boord van twaalf cirkelbogen met klaverbladen. Kz/ Kort gevoet kruis. Binnenomschrift: + COMES· FLANDRIE. Gaill. 200; Elsen p. 45 (nota 36); Martiny 12-GE/4 (dit exemplaar). 3,45g Zeer zeldzaam Deuken in het veld. Fraai à Zeer Fraai (Fine - Very Fine)
€ 900 
Uit onze veiling 82, 11 december 2004, 1494 (hamerprijs 2700 € + 18 %).
Tijdens de regering van Gwijde van Dampierre werd voor de eerste keer de uitgifte van een Vlaamse groot overwogen. Het dateren van deze munt heeft vaak tot controverse geleid, en bij gebrek aan geschreven bronnen zijn de meningen hierover nog steeds verdeeld. Dit type werd door Gaillard toegeschreven aan Lodewijk van Nevers wegens de gelijkenis met de leeuwengroten die vanaf 1337 werden geslagen. Aangezien er een exemplaar aanwezig was in de vondst van Herk-de-Stad, die omstreeks 1306 begraven werd, moet het ouder zijn. Het werd mogelijk geslagen na de opstand van Vlaanderen tegen de Franse bezetting in 1302 en voor de terugkeer van Robrecht van Béthune in 1305, misschien geslagen tijdens de wapenstilstand die in september 1303 met Frankrijk werd gesloten, waardoor Gwijde van Dampierre tijdelijk terug mocht gaan naar zijn graafschap, om zich later, in mei 1304, weer gevangen te melden in Compiègne, waar hij op 7 maart 1305 in gevangenschap overleed. Wij weten ook dat Jan van Namen, die te Gent verbleef tijdens deze wapenstilstand, in 1304 van de Vlaamse steden de toelating had gekregen om munten van laag allooi te slaan. Wel vroeg de stad Gent hiervoor vrijstelling voor eventuele geleden schade. A. Haeck en J.-C- Martiny schrijven de munt toe aan Robrecht van Béthune, tijdens zijn regentschap van 3 november 1299 tot 24 mei 1300. Dat er geen naam voorkomt, kan als volgt worden verklaard: Robrecht kon zijn naam niet vermelden omdat zijn vader nog steeds graaf van Vlaanderen was. Eind mei 1300 was heel Vlaanderen in handen van de Franse koning tot 1302, datum waarop de regenten het bestuur over Vlaanderen uitoefenden en hun naam op de munten vermelden. - Ce gros anonyme, le premier gros au lion de Flandre, fut attribué par Gaillard à Louis de Nevers en raison de sa ressemblance avec les gros compagnons frappés à partir de 1337. Vu qu'un exemplaire se trouvait dans le trésor d'Herck-la-Ville, enfoui vers 1306, son émission est évidemment antérieure. Elle peut être située pendant la période de troubles qui suivit le soulèvement de la Flandre contre la France en 1302 et le retour de Robert de Béthune en 1305. Il fut peut-être frappé pendant la trêve conclue avec la France en septembre 1303, en vertu de laquelle Gui de Dampierre put rentrer dans son comté avant de se reconstituer prisonnier à Compiègne en mai 1304 et d'y mourir en captivité le 7 mars 1305. Nous savons aussi qu'en 1304 Jean de Namur, qui s'était installé à Gand pendant la trêve, obtint des villes de Flandre l'autorisation de faire frapper des monnaies de mauvais aloi. La ville de Gand demanda à cette occasion des lettres de non-préjudice (Tourneur, RBN 1955, p. 90). A. Haeck et J.-C. Martiny situent son émission entre le 3 novembre 1299 et le 24 mai 1300, sous la régence de Robert de Béthune.